Verlening van staatssteun door een overheid kan in verschillende situaties aan de orde zijn. Bijvoorbeeld bij de verstrekking van een subsidie door een provincie aan een onderneming of bij een grondtransactie van een gemeente met een onderneming in het kader van gebiedsontwikkeling. Verlening van staatssteun is in principe verboden, omdat staatssteun de concurrentie op de Europese markt kan verstoren. Ondanks het concurrentieverstorende effect kan staatssteun (maatschappelijk) soms echter toch wenselijk zijn met het oog op bepaalde doelstellingen. Denk aan steun voor milieubescherming of staatssteun voor het midden- en kleinbedrijf. Het toepasselijke EU-recht kent daarvoor diverse uitzonderingen en vrijstellingen. Om rechtmatig staatssteun te kunnen verlenen, moeten overheden bepaalde regels en voorwaarden in acht nemen. In dit kader is het in de praktijk om meerdere redenen van belang te weten wanneer staatssteun wordt verleend. Die vraag stond ook centraal in een interessant recent arrest van het Hof van Justitie in de zaak TOODE. In dit blog zal ik hier verder op ingaan.
De rechtbank Den Haag heeft vandaag een spraakmakende uitspraak gewezen. Greenpeace heeft kort gezegd de rechtbank gevraagd om uit te spreken dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door zich niet aan de afgesproken stikstofdoelen te houden. Zij heeft in een civiele procedure gevorderd om de Staat een bevel te geven om deze afspraken na te komen. Daarbij is Greenpeace grotendeels in het gelijk gesteld.
In de zomer van 2024 deed het gerechtshof Den Haag een interessante uitspraak in een strafzaak tegen de gemeente Zoetermeer. De gemeente werd in die strafzaak verdacht van – kort gezegd – passiviteit ten aanzien van een medisch bedrijf als gevolg waarvan er volgens het OM teveel van een kankerverwekkende stof werd uitgestoten. Volgens het OM maakte de gemeente zich daarmee schuldig aan overtreding van milieuwetgeving. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat de gemeente strafrechtelijke immuniteit geniet en dus niet kan worden vervolgd. In deze blog wordt besproken wanneer lagere overheden strafrechtelijk kunnen worden vervolgd en wat deze zaak nu anders maakt dan de eerdere uitspraken.
Er zijn in de jurisprudentie diverse voorbeelden te vinden waarin voor wat betreft het in bezit nemen van overheidsgrond (‘publieke grond’) een strengere maatstaf wordt toegepast. De ratio daarachter is, zo volgt onder meer uit de arresten van Hof Den Bosch van 30 januari 2018 (1) en Hof Amsterdam van 25 juli 2023 (2), dat grondgebruik door particulieren regelmatig wordt gedoogd en zelfs voordelen voor de overheid kan opleveren (minder onderhoud en positieve bijdrage aan openbaar groen). Dat mag dan niet te snel leiden tot verlies van eigendom door de overheid, zo volgt uit de rechtspraak. Met het arrest van de Hoge Raad van 8 november 2024 komt er een einde aan het idee dat er voor inbezitneming van overheidsgrond strengere eisen zouden gelden dan voor particuliere grond.
Voor de voetbalwereld, maar ook voor het staatssteunrecht was 8 augustus 2021 een belangrijke dag. Lionel Messi kondigde die dag zijn vertrek aan bij FC Barcelona. Hij verruilde zijn toenmalige Spaanse werkgever voor de Franse voetbalclub Paris Saint-Germain. Het was ook de dag waarop de Europese Commissie een klacht ontving over vermeende onrechtmatige staatssteun aan Paris Saint-Germain waardoor deze club in staat zou zijn geweest Messi te contracteren. Die klacht heeft geleid tot een recent arrest waarin het Hof van Justitie heeft verduidelijkt welke vereisten gelden voor belanghebbenden die bij de Europese Commissie willen klagen over onrechtmatige staatssteun. In dit blog bespreek ik dit voor de rechtspraktijk relevante arrest.
De Hoge Raad beantwoordt de vraag wat het rechtsgevolg is van een in strijd met de Didam-regels gesloten overeenkomst, maar geeft geen duidelijkheid over de reikwijdte van deze regels… hoe nu verder?
Subsidies worden vaak gezien als spreekwoordelijke wortels die worden voorgehouden om activiteiten te stimuleren die maatschappelijk wenselijk worden geacht. Denk aan een subsidie ter stimulering van de aanschaf van een warmtepomp of zonneboiler of een subsidie gericht op functieverandering van landbouwgrond naar natuurterrein. Het uitvoeren van de wenselijk geachte activiteiten geeft echter nog niet vanzelfsprekend recht op subsidie. Om (definitief) aanspraak te kunnen maken op de spreekwoordelijke wortel, moet in de praktijk aan tal van regels worden voldaan. Tot die regels behoren, met name voor ondernemers, vaak ook specifieke voorschriften gericht op het stimulerende effect van de subsidie. In de praktijk blijken die stimuleringsvoorschriften nogal eens een dealbreaker te zijn voor een geslaagde subsidierelatie. Hoe komt dat? En kan het ook anders? Deze en andere vragen bespreek ik in dit blog.
De Hoge Raad heeft op 15 maart 2024 een interessant arrest gewezen over de vraag wanneer een verhuurder zijn verplichting om het gehuurde aan de huurder ter beschikking te stellen, mag opschorten. In het verleden oordeelde verschillende rechters dat een verhuurder in beginsel niet bevoegd is om het verschaffen van het huurgenot op te schorten als de huurder bijvoorbeeld de huur niet betaalt. De Hoge Raad heeft nu duidelijkheid verschaft: onder bepaalde omstandigheden is de verhuurder bevoegd om diens verplichting tot het verschaffen van het huurgenot op te schorten.