De rechtbank Den Haag heeft vandaag een spraakmakende uitspraak gewezen. Greenpeace heeft kort gezegd de rechtbank gevraagd om uit te spreken dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door zich niet aan de afgesproken stikstofdoelen te houden. Zij heeft in een civiele procedure gevorderd om de Staat een bevel te geven om deze afspraken na te komen. Daarbij is Greenpeace grotendeels in het gelijk gesteld.
De rechtbank stelt vast dat er wetenschappelijke overeenstemming is over het feit dat de natuur schade oploopt door met name de urgente doelen niet voortvarend aan te pakken. Daarbij hecht de rechtbank ook belang aan het uitgangspunt (o.a. van de Omgevingswet) dat de kwaliteit van de natuur niet naar beneden mag gaan. Het feit dat de hoogste bestuursrechter de PAS-regeling in 2019 heeft getorpedeerd, baat de Staat niet. De Staat is in de ogen van de rechtbank voldoende gewaarschuwd en had moeten weten dat deze regeling niet in overeenstemming was met het (Europese) recht. De meer recente uitspraken van de hoogste bestuursrechter inzake de interne saldering van 18 december 2024 (Rendac en de Amercentrale) worden overigens opvallend genoeg niet genoemd in de uitspraak.
Ondanks het verweer van de Staat daartegen wordt de uitspraak van de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat deze, ook als wordt hoger beroep ingesteld, gewoon uitgevoerd moet worden. Opvallend is dat de Staat ook een dwangsom krijgt opgelegd om de wettelijke stikstofdoelen uiterlijk 31 december 2030te halen. Daarbij geeft de rechtbank blijk van twijfel over het antwoord op de vraag of het huidige kabinet deze doelen voldoende serieus neemt.
Deze uitspraak is verstrekkend, maar past in de lijn van uitspraken inzake Urgenda, de ‘klimaatoma’s’ (en Shell). Kort gezegd komt het erop neer dat bescherming wordt geboden tegen de overheid als die overheid afgesproken (klimaat)doelen niet haalt. Daarbij geldt dat wat uit wetenschappelijk oogpunt nodig is om te doen en gelet op de stand van wetenschap en techniek niet onmogelijk is, moet worden uitgevoerd. Als dat niet gebeurt, wordt onrechtmatig gehandeld en kan de civiele rechter worden ingeschakeld. Deze weegt ook andere belangen, maar wat in zijn ogen het zwaarst is moet ook juridisch het zwaarst wegen, dit uiteraard met inachtneming van de taakverdeling tussen wetgever en de rechter. Dat laatste heeft er ook toe geleid dat bepaalde vorderingen van Greenpeace zijn afgewezen c.q. onhaalbaar werden geacht. Desondanks is het ook in de verhouding met de wetgever een vergaande uitspraak en zal deze zaak, naar onze verwachting, alleen daarom al helemaal worden uitgeprocedeerd tot aan de Hoge Raad.